Er zijn weinig mensen die we een ’exploitation-auteur’ zouden noemen, maar die term gaat helemaal op voor Frank Henenlotter (°1950). Vanaf zijn vijftiende trok de jonge Henenlotter naar de grindhouses van 42nd Street waar hij elke avond zoveel mogelijk films probeerde te bekijken, naar binnen gelokt door de zinnenprikkelende titels en extravagante posters. Een nieuwe wereld ging voor hem open en die heeft hij nooit meer verlaten. Zijn films spreken van een fixatie op lichamelijke mutaties, een karakteristiek gevoel voor humor, een fascinatie voor de sleazy New Yorkse achterbuurten en de kleurrijke personages die er rondhangen. Zelf beweert de sympathieke filmmaker steeds dat hij absoluut geen horrorfilms maakt, maar exploitation. Het gaat hem om de attitude: de brutaliteit waarmee exploitationfilms onderwerpen behandelen die nergens anders aan bod komen, zij het nu monsterlijke Siamese tweelingbroers (“Basket Case”), exploderende straathoertjes (“Frankenhooker”) of breinvretende parasieten (“Brain Damage”).