Jean-Jacques Rousseau, zelfverklaarde “cineast van het absurde”, overleed tragisch in 2014. We brengen hommage aan deze vrije en bevrijdende geest, en dit is meteen de eerste worp van een focus rond Belgische cultfilms die later zal plaatsvinden.
Steeds moest deze dwangmatige filmmaker tegen de stroom in zwemmen, maar desondanks werd hij een van de meest productieve Belgische regisseurs ooit! Tussen 1964 en 2014 draaide hij meer dan 50 films, korte en lange, waarbij hij alle regels aan zijn laars lapte: zonder opleiding, zonder geld, zonder hulp (behalve die van de vele onvoorwaardelijke fans die hem omringden) en haast zonder filmverdeling. Zijn knutselwerk is persoonlijk, radicaal, en steeds verrassend. Experimentele spektakelstukken, bezwangerd van zowel een bovennatuurlijk en fantastisch universum, als van de Waalse sociale strijd en oorlogstrauma’s. Cinema die van actie tot horror gaat, via metafysische poëzie, zonder daarbij opzettelijk-ongewilde humor en zelfspot te schuwen. Grote kunst waarin perverse kannibalen het scherm delen met mystieke Teutonen, gekke professors, demonen, criminele motorbendes en karate-flikken, te midden van Sovjet-complotten, Keltische legenden en geheime genootschappen. Een parallelle wereld die absurd en ongerijmd is, somber en grappig tegelijk, absoluut te (her)ontdekken.
We brengen hommage aan J-J Rousseau, in het gezelschap van de mensen die hem omringden, met een selectie van zijn films en enkele verrassingen...
“Had ik de middelen van Spielberg, zou ik het beter doen. Als hij had wat ik heb, zou hij nooit films gemaakt hebben.” - Jean-Jacques Rousseau
Met onder andere:
Germaine Grandier (1972, 25’)
Catalepsie (1976, 9’)
L’histoire du cinéma 16 (1982, 54’)
Furor Teutonicus (1999, 26’)
Le goulag de la terreur (2001, 22’)
Docteur Loiseau: La solution finale (2013, 32’)